Dit is een gearchiveerde versie van www.webrichtlijnen.nl.

WCAG 2.0 - Succescriterium 4.1.2 Naam, rol, waarde

Principe 4: Robuust - Content moet voldoende robuust zijn om betrouwbaar geïnterpreteerd te kunnen worden door een breed scala van user agents, met inbegrip van hulptechnologieën

Richtlijn 4.1 Compatibel: Maximaliseer compatibiliteit met huidige en toekomstige user agents, met inbegrip van hulptechnologieën

Bedoeling van Richtlijn 4.1

Het doel van deze richtlijn is om compatibiliteit met huidige en toekomstige user agents te ondersteunen, met name hulptechnologieën. Dit wordt bereikt door zowel 1) te garanderen dat auteurs niets doen wat hulptechnologieën zou belemmeren (zoals slecht gevormde markup) of omzeilen (bijvoorbeeld door onconventionele markup of code te gebruiken) en 2) informatie in de content op standaardmanieren te tonen, die hulptechnologieën kunnen herkennen en waarmee ze een interactie kunnen aangaan. Omdat technologieën snel veranderen en ontwikkelaars van hulptechnologie veel moeite hebben met het bijhouden van de snel veranderende technologieën, is het van belang dat content conventies volgt en compatibel is met API's, zodat hulptechnologie gemakkelijker met nieuwe technologieën kan werken als die zich voordoen.

Succescriterium 4.1.2 Naam, rol, waarde

4.1.2 Naam, rol, waarde: Voor alle componenten van de gebruikersinterface (inclusief, maar niet uitsluitend voor formulierelementen, links en door scripts gegenereerde componenten), kunnen de naam (name) en rol (role), door software bepaald worden; toestanden (states), eigenschappen (properties) en waarden (values) die door de gebruiker ingesteld kunnen worden kunnen door software bepaald worden; en kennisgeving van veranderingen in deze items is beschikbaar voor user agents, met inbegrip van hulptechnologieën. (Niveau A)

Opmerking: dit succescriterium is primair voor webauteurs die hun eigen componenten van de gebruikersinterface ontwikkelen of scripten. Standaard bedieningselementen in HTML bijvoorbeeld voldoen al aan dit succescriterium als ze gebruikt worden volgens specificatie.

Niveau van conformiteit

A

Bedoeling van dit Succescriterium

De bedoeling van dit Succescriterium is om te garanderen dat hulptechnologieën informatie kunnen verzamelen over de status van bedieningselementen van de gebruikersinterface in de content en deze kunnen activeren (of instellen) en actueel kunnen houden.

Wanneer er standaard bedieningselementen uit toegankelijke technologieën worden gebruikt, is dit een eenvoudig proces. Als de elementen van de gebruikersinterface volgens hun specificatie worden gebruikt, wordt voldaan aan de voorwaarden van deze bepaling. (Zie de voorbeelden van Succescriterium 4.1.2 hieronder.)

Als er echter bedieningselementen op maat zijn gecreëerd, of elementen van de gebruikersinterface zijn geprogrammeerd (in code of script) om een andere rol en/of functie te vervullen dan gewoonlijk, moeten er aanvullende maatregelen worden genomen om te garanderen dat de bedieningselementen belangrijke informatie bieden aan hulptechnologieën en zich door hulptechnologieën laten bedienen.

Een wel heel belangrijke toestand van een bedieningselement van een gebruikersinterface is of het wel of niet de focus heeft. De focustoestand van een bedieningselement kan door software worden bepaald, en kennisgevingen over verandering van focus worden naar user agents en hulptechnologie verstuurd. Andere voorbeelden van de toestand van bedieningselementen van de gebruikersinterface zijn of een selectievakje of een radioknop is aangevinkt of niet, en of een uitklapbaar onderdeel van een boomstructuur of lijst is uit- of ingeklapt.

Opmerking: Succescriterium 4.1.2 vereist een door software bepaalde naam voor alle componenten van de gebruikersinterface. Namen kunnen zichtbaar of onzichtbaar zijn. Af en toe moet de naam zichtbaar zijn; in die gevallen wordt deze geïdentificeerd als een label. Verwijs voor meer informatie naar de definitie van naam en label in de verklarende woordenlijst.

Specifieke voordelen van Succescriterium 4.1.2
  • Het bieden van informatie over rol, toestand en waarde op alle componenten van de gebruikersinterface maakt compatibiliteit mogelijk met hulptechnologie, zoals schermlezers, schermvergroters en spraakherkenningssoftware, die wordt gebruikt door mensen met functiebeperkingen.

Definities
component van de gebruikersinterface

een deel van de content die door gebruikers wordt waargenomen als een enkel bedieningselement voor een duidelijke functie

Opmerking 1: meerdere componenten van de gebruikersinterface kunnen geïmplementeerd worden als een enkel programmeerbaar element. Componenten zoals hier bedoeld zijn niet gebonden aan programmeertechnieken, maar aan wat de gebruiker waarneemt als aparte bedieningselementen.

Opmerking 2: componenten van de gebruikersinterface omvatten formulierelementen en links, evenals door scripts gegenereerde componenten.

Voorbeeld: een applet heeft een "bedieningselement" die gebruikt kan worden om per regel of pagina of op willekeurige wijze door content te bewegen. Aangezien elk van die drie een naam zou moeten hebben en onafhankelijk instelbaar zou moeten zijn, zouden ze elk een "component van de gebruikersinterface" zijn

naam

tekst waardoor software een component binnen webcontent kan identificeren aan de gebruiker

Opmerking 1: de naam kan verborgen zijn en alleen door hulptechnologie vertoond worden, terwijl een label aan alle gebruikers wordt gepresenteerd. In veel (maar niet alle) gevallen zijn de label en de naam hetzelfde.

Opmerking 2: dit staat los van het name-attribuut in HTML.

rol

tekst of getal waardoor software de functie van een component binnen webcontent kan identificeren

Voorbeeld: een getal dat aangeeft of een afbeelding dienst doet als hyperlink, commandoknop of aanvinkhokje.

door software bepaald (door software bepaalbaar)

bepaald door software uit gegevens die door de auteur op zodanig wijze aangeboden worden dat verschillende user agents, met inbegrip van hulptechnologieën, deze informatie kunnen oproepen en in verschillende modaliteiten aan gebruikers kunnen presenteren

Voorbeeld 1: bepaald in een opmaaktaal uit elementen en attributen die direct gebruikt worden door algemeen beschikbare hulptechnologie.

Voorbeeld 2: bepaald uit technologiegebonden gegevensstructuren in een niet-opmaaktaal en aan hulptechnologie getoond via een toegankelijkheid-API die ondersteund wordt door algemeen beschikbare hulptechnologie.

door software ingesteld

ingesteld door software met gebruikmaking van methoden die ondersteund worden door user agents, met inbegrip van hulptechnologieën

user agent

alle software die webcontent voor gebruikers ophaalt en presenteert

Voorbeeld: webbrowsers, mediaspelers, plug-ins en andere programma's - waaronder hulptechnologieën - die helpen bij het ophalen en weergeven van en het interacteren met webcontent.

hulptechnologie (zoals gebruikt in dit document)

hardware en/of software die handelt als een user agent, of samen met een algemeen gangbare user agent optreedt, om functionaliteit aan te bieden om te voldoen aan de eisen van gebruikers met functiebeperkingen die verder gaan dan wat door gangbare user agents wordt aangeboden

Opmerking 1: door een hulptechnologie aangeboden functionaliteit omvat alternatieve vormen van weergave (bijvoorbeeld als synthetische spraak of vergrote content), alternatieve invoermethoden (bijvoorbeeld stem), aanvullende navigatie- of oriëntatiemechanismen, en contenttransformaties (bijvoorbeeld om tabellen toegankelijker te maken).

Opmerking 2: hulptechnologieën communiceren vaak gegevens en boodschappen met algemeen gangbare user agents door APIs te gebruiken en te monitoren.

Opmerking 3: het verschil tussen algemeen gangbare user agents en hulptechnologieën is niet absoluut. Veel gangbare user agents bieden een aantal opties aan om mensen met een functiebeperking te helpen. Het fundamentele verschil is dat gangbare user agents mikken op brede en diverse doelgroepen die doorgaans mensen met en zonder functiebeperkingen bevatten. Hulptechnologieën mikken op nauwkeurig gedefinieerde bevolkingsgroepen van gebruikers met specifieke functiebeperkingen. De door een hulptechnologie geleverde assistentie is meer specifiek en geschikt voor de behoeften van de beoogde gebruikers. De algemeen gangbare user agent kan belangrijke functionaliteit leveren aan hulptechnologieën als het oproepen van webcontent uit programmaobjecten of het parsen van opmaak tot identificeerbare pakketten.

Voorbeeld: hulptechnologieën die belangrijk zijn in de context van dit document omvatten onder andere:

  • schermvergroters en andere visuele leeshulpmiddelen, die gebruikt worden door mensen met visuele, perceptuele en physical print functiebeperkingen om lettertype, grootte, spatiëring, kleur, synchronisatie met spraak, etc. te veranderen om de visuele leesbaarheid van de weergegeven tekst en afbeeldingen te verbeteren;

  • schermlezers, die gebruikt worden door mensen die blind zijn om tekstuele informatie te lezen door middel van synthetische spraak of braille;

  • software die tekst in synthetische spraak omzet, gebruikt door mensen met cognitieve, taal- en leermoeilijkheden;

  • spraakherkenningsoftware, die gebruikt kan worden door mensen met bepaalde fysieke functiebeperkingen;

  • alternatieve toetsenborden, die gebruikt worden door mensen met bepaalde fysieke functiebeperkingen om het toetsenbord te simuleren (met inbegrip van alternatieve toetsenborden die "head pointers", eenknopsschakelaars, zuig-/blaasschakelaars en andere speciale invoerapparatuur gebruiken).;

  • alternatieve aanwijsapparaten, die gebruikt worden door mensen met zekere fysieke functiebeperkingen om muisaanwijzing en knopactiveringen te simuleren.

Voldoen aan succescriterium 4.1.2 Naam, rol, waarde (niveau A)

Afdoende technieken: technieken of combinaties van technieken die volstaan

Elk genummerd item in deze sectie staat voor een techniek of combinatie van technieken die afdoende wordt beschouwd om aan dit succescriterium te voldoen. Met de genoemde technieken wordt pas aan het succescriterium voldaan indien ze in overeenstemming zijn met de conformiteitseisen.

Bron: How to meet WCAG 2.0, success criterion 4.1.2 (Engelstalig)
Links in deze sectie verwijzen naar Engelstalige content.

Instructie: Kies hieronder de situatie die van toepassing is op de te beoordelen content. Elke situatie bevat genummerde technieken (of combinaties van technieken) die voor de desbetreffende situatie als afdoende wordt beschouwd.

Situatie A: Bij gebruik van een standaardcomponent van de gebruikersinterface in een opmaaktaal (bijv. HTML):
  1. ARIA14: aria-label gebruiken om een onzichtbaar label aan te bieden in gevallen waar een zichbaar label niet kan worden gebruikt (ARIA)

  2. ARIA16: aria-labelledby gebruiken om een naam aan te bieden voor een bedieningslement van de gebruikersinterface (ARIA)

  3. G108: Gebruik van opmaakkenmerken om de naam en rol te tonen, toelaten dat door de gebruiker instelbare eigenschappen direct worden ingesteld en kennisgeving bieden van veranderingen

    • H91: Gebruik van HTML bedieningselementen van formulieren en links (HTML)

    • H44: Gebruik van label elementen om tekstlabels te associëren met bedieningselementen voor formulieren (HTML)

    • H64: Gebruik van het title attribuut van de frame en iframe elementen (HTML)

    • H65: Gebruik van het title attribuut om bedieningselementen van formulieren te identificeren als het label element niet kan worden gebruikt (HTML)

    • H88: Gebruik van HTML volgens de specificatie (HTML)

Situatie B: Bij gebruik van script of code om een standaardcomponent van de gebruikersinterface in een opmaaktaal te converteren:
  1. De namen en rollen tonen, toestaan dat door gebruikers instelbare eigenschappen direct worden ingesteld en veranderingen aangeven door middel van een van de volgende technieken:

    • ARIA16: aria-labelledby gebruiken om een naam aan te bieden voor een bedieningslement van de gebruikersinterface (ARIA)

Situatie C: Bij gebruik van een standaardcomponent van de gebruikersinterface in een programmeertechnologie:
  1. G135: Gebruik van de kenmerken van de toegankelijkheid-API van een technologie om namen en rollen te tonen, om toe te laten dat door de gebruiker instelbare eigenschappen direct worden ingesteld en om kennisgeving te bieden van verandering

    , gebruik makend van ondertstaande technologiespecifieke technieken:

    • FLASH32: Automatisch labelen gebruiken om tekstlabels te associëren met bedieningselementen van formulieren (Flash)

    • FLASH29: De label eigenschap van formuliercomponenten instellen (Flash)

    • FLASH30: Toegankelijke namen voor knoppen met afbeeldingen specificeren (Flash)

    • PDF10: Labels aanbieden voor bedieningselementen van formulieren in PDF-documenten (PDF)

    • PDF12: Informatie over naam, rol en waarde aanbieden voor formuliervelden in PDF-documenten (PDF)

    • SL26: LabeledBy gebruiken om labels en doelen in Silverlight te associëren (Silverlight)

    • SL32: Silverlight tekstelementen gebruiken voor de juiste rol met betrekking tot toegankelijkheid (appropriate accessibility role) (Silverlight)

Situatie D: Bij het creëren van uw eigen component van de gebruikersinterface in een programmeertaal:
  1. G10: Componenten creëren met gebruik van een technologie die de kenmerken ondersteunt van de toegankelijkheid-API van de platforms waarop de user agents zullen draaien om namen en rollen te tonen, toelaten dat door de gebruiker instelbare eigenschappen direct worden ingesteld en kennisgeving bieden van verandering

    , gebruik makend van ondertstaande technologiespecifieke technieken:

    • ARIA4: Gebruik van een WAI-ARIA role om de rol van een component van de gebruikersinterface waarneembaar te maken (ARIA)

    • ARIA5: WAI-ARIA state en property attributen gebruiken om de status van een component van de gebruikersinterface waarneembaar te maken (ARIA)

    • ARIA16: aria-labelledby gebruiken om een naam aan te bieden voor een bedieningslement van de gebruikersinterface (ARIA)

    • SL6: Een UI Automation Peer definiëren voor een aangepast Silverlight bedieningselement (Silverlight)

    • SL18: Een tekstequivalent aanbieden met AutomationProperties.Name voor niet-tekstuele Silverlight bedieningselementen (Silverlight)

    • SL20: Het gedrag van Silverlight AutomationPeer gebruiken om AutomationProperties.Name in te stellen (Silverlight)

    • SL30: Silverlight control compositing en AutomationProperties.Name gebruiken (Silverlight)

Aanbevolen technieken: technieken die verder gaan dan is vereist

De items in deze sectie gaan verder dan wat is vereist om aan het succescriterium te voldoen. Ze kunnen worden gebruikt om content optimaal toegankelijk te maken.
Gebruik van aanbevolen technieken heeft geen invloed op het niveau van conformiteit dat kan worden geclaimd.

Bron: How to meet WCAG 2.0, success criterion 4.1.2 (Engelstalig)
Links in deze sectie verwijzen naar Engelstalige content.

  • Labels aanbieden voor alle bedieningselementen voor formulieren die geen impliciet label hebben (toekomstige link)

Aanbevolen technieken voor richtlijn 4.1

Bron: How to meet WCAG 2.0, guideline 4.1 (Engelstalig)
Links in deze sectie verwijzen naar Engelstalige content.

  • Afgekeurde eigenschappen van W3C-technologieën vermijden (toekomstige link)

  • Geen content weergeven die afhankelijk is van technologieën die niet door toegankelijkheid ondersteund worden, wanneer de technologie is uitgeschakeld of niet wordt ondersteund

Gangbare fouten: praktijksituaties die veroorzaken dat webcontent niet voldoet

Als een 'gangbare fout' uit deze sectie van toepassing is, dan wordt niet aan het succescriterium voldaan.

Bron: How to meet WCAG 2.0, success criterion 4.1.2 (Engelstalig)
Links in deze sectie verwijzen naar Engelstalige content.

  • F59: Voldoet niet aan Succescriterium 4.1.2 doordat script is gebruikt om in HTML van div of span een bedieningselement te maken, zonder bij het bedieningselement een role aan te bieden

    Opmerking: In de toekomst kan alsnog aan het succescriterium worden voldoen door middel van DHTML roadmaptechnieken.

  • F15: Voldoet niet aan Succescriterium 4.1.2 doordat er aangepaste bedieningselementen zijn geïmplementeerd die niet, of niet volledig, gebruikmaken van een toegankelijkheid-API voor de technologie

  • F20: Voldoet niet aan Succescriteria 1.1.1 en 4.1.2 doordat tekstalternatieven niet worden geactualiseerd als er veranderingen in niet-tekstuele content optreden

  • F68: Voldoet niet aan Succescriteria 1.3.1 en 4.1.2 doordat de associatie van een label met bedieningselementen niet door software wordt bepaald

  • F79: Voldoet niet aan Succescriterium 4.1.2 doordat de focustoestand van een component van de gebruikersinterface niet door software kan worden bepaald of er geen berichtgeving beschikbaar is over verandering van de focustoestand

  • F86: Voldoet niet aan Succescriteriumn 4.1.2 doordat er geen namen worden aangeboden voor elk deel van een meervoudig invoerveld in een formulier, zoals voor landnummer, netnummer en abonneenummer

  • F89: Voldoet niet aan Succescriteria 2.4.4, 2.4.9 en 4.1.2 doordat er een leeg alt attribuut is gebruikt op een afbeelding, waarbij de afbeelding de enige content is in een link

Normatieve content op deze pagina

De volgende content op deze pagina heeft de status 'normatief' en is ongewijzigd overgenomen uit het normdocument Webrichtlijnen versie 2: